In 1992 werd de negentienjarige Milicia van Doorn verkracht en vermoord. Nu de dader eindelijk gepakt werd, hoopten de nabestaanden antwoorden te krijgen op vragen die hen al een kwarteeuw lang kwellen. Maar die verdachte weet van niks: “Ik was het niet, het was een geest.”
7 juni 1992. Studente Milica van Doorn wandelt na een feestje naar haar thuis in Zaandam. Daar zal ze echter nooit arriveren. Onderweg wordt ze namelijk verkracht, doodgestoken en in het water gegooid. ‘s Anderendaags wordt haar lichaam uit de vijver gevist. De politie opent de jacht op de dader. Getuigen hebben een ‘zingende, Turks uitziende man op een fiets’ gezien op de plaats delict, maar veel wijzer worden de speurders niet met deze tip.
Hüseyin, een jongeman van 22, woont op dat moment in een klein appartement op een halve kilometer van waar Milica werd vermoord. Hij werd op 16 juli 1970 geboren in het Turkse Cicekdagi. In 1986 verhuist hij samen met de rest van het gezin naar Zaandam. De politie denkt er echter geen moment aan hem te verhoren.
25 jaar later loopt het onderzoek nog steeds. De politie verstuurt een brief naar 132 mannen met Turkse roots, met de vraag een dna-test te ondergaan. Ook Hüseyin krijgt zo’n brief, maar hij weigert een dna-staal te laten nemen.
Ook zijn broer Ali krijgt zo’n brief aan. Hij werkt wel mee met het onderzoek. Na de ontleding van diens dna, is het nu voor de speurders zo klaar als pompwater: het sperma dat in 1992 in het lichaam van Milicia werd gevonden, moét dat van Hüseyin zijn. Op 9 december 2017 wordt hij opgepakt en verhoord. De inhoud van dat verhoor lekte nu uit.
“Ik reed destijds dronken op de fiets naar huis”, zo vertelde hij aan de speurders. “En ik ben haar inderdaad tegengekomen. Denk ik, want ik heb haar niet gezien. Ze schreeuwde naar mij en gaf me een duw. Daarna ben ik huilend een eindje verder gereden. Toen ben ik teruggekeerd, omdat ik besefte dat ik mijn portefeuille door die duw verloren had.”
Wat er daarna gebeurd is, dat weet hij niet. “Toen kwam er plots een geest in mijn lichaam. Hoe dat is gegaan weet ik niet. Maar ik heb me nooit schuldig gevoeld, daarom ben ik heel relaxed. Ik was het niet. Was ik het wel geweest, dan was ik al lang terug naar Turkije vertrokken. Maar ik ben nog hier, dus ik was het niet. Het was die geest die in mijn lichaam zat.”
Voorts vertelt Hüseyin (zie foto) dat hij tegenwoordig een perfect leven leidt. “Ik bid vijf keer per dag en ben een vrome moslim. En ik heb vier dochters. Ik voel me hier thuis in Zaandam.”
Inmiddels heeft hij wel een dna-staal afgestaan, omdat het nu moest. Die matcht voor de volle honderd procent met het staal dat in het meisje werd gevonden. Waarom hij eerst weigerde, daar heeft hij ook een verklaring voor: “Ik werd gevraagd om dna af te staan. Maar ik kon weigeren. Dus ik was niet verplicht, toch? En als er iets niet verplicht is, dan doe ik dat niet.”
De advocaat van Hüseyin noemt zijn cliënt een ‘erg verwarde man, wiens verklaringen altijd tegenstrijdig zijn. “Waarschijnlijk is hij er echt van overtuigd dat er toen een geest in hem zat”, klinkt het nog.
Broer Ali gelooft er echter niks van. “Mijn broer heeft nooit psychologische problemen gehad. Als dat wel was, dan had ik dat geweten.” Ook dat Hüseyin de bewuste nacht dronken zou geweest zijn, zou hem verbazen. “Hij heeft nooit alcohol gedronken.”
Soit, het belooft dus nog een spannend en vooral vermoeiend proces te worden.
Onder: de vijver waar het meisje gevonden werd
l